Autonomie en verbondenheid


 

Autonomie:

Vrijheid hebben om eigen keuzes te maken, datgene doen wat bij je past. Maar ook zelf regie houden, planning en verantwoordelijkheid nemen.


Verbondenheid:

We willen graag ergens bijhoren. Ons betrokken voelen. Bij het gezin, bij ouders, bij vrienden en bij het werk. Die behoefte hebben ( bijna )alle mensen. Zoals je eten nodig hebt om lichamelijk te groeien, zo heb je aanraking, aandacht en waardering nodig om je emotioneel goed te voelen.

Mensen voelen zich het best als er een evenwicht is tussen autonomie en verbondenheid.

Hoe we nu met onszelf en anderen omgaan heeft vaak te maken ( naast biologische en genetische aanleg ) met hoe we gewend zijn met onszelf om te gaan en hoe er door anderen met ons omgegaan is. Dat kan te maken hebben met opvoeding binnen het gezin, maar ook normen en waarden van de gemeenschap waarin je opgroeit en de cultuur van een land hebben invloed.

Binnen de Haptotherapie gebruiken we thema’s als ruimte innemen, eigen beweging voelen en volgen, stilzetten bij je gevoel, grenzen voelen en bepalen als middelen om autonomie te bevorderen.

 

 

Ontwikkeling van autonomie en verbondenheid:

De eerste stap in het ontwikkelen van zelfvertrouwen is verbinding.


Mensen zijn sociale wezens. We willen ons veilig en geborgen voelen. Het proces van hechten begint al heel jong. Waarschijnlijk al in de baarmoeder. Een kind is voor zijn emotioneel welzijn afhankelijk van zijn verzorgers. Een baby kan nog niet zelf aan zijn behoeften voldoen. Daar heeft hij een ander voor nodig. Een kind gaat zich hechten. Hechten is noodzakelijk om te kunnen overleven. Je ouders moeten aan jou zien dat je honger hebt, moet slapen of getroost moet worden. Als kind heb je de geborgenheid van je ouders nodig. Dat je laten merken dat ze er voor je zijn en je je geliefd weet en voelt. Het geeft een gevoel van basiszekerheid en basisveiligheid: ik mag er zijn (hechtingsbehoefte ). Het is een gevoel dat in eerste instantie gebeurt op gevoelsniveau ( preverbaal ( zonder gesproken taal )). Bij een kind ( maar dit geldt ook voor volwassenen ) moet je hem laten voelen in gedrag, door je gebaren, door tederheid dat je van hem houdt. Alleen woorden gebruiken is niet genoeg. Hoe goed je ook bent opgevoed, iedereen heeft barstjes. Niemand is perfect. Heel normaal en het weerhoudt je er niet van om zelfverzekerd door het leven te gaan.

 

Zelfvertrouwen heeft te maken met veilig voelen:

  • Rust voelen
  • Ervaren dat je er mag zijn
  • Op een ander durven vertrouwen
  • Ontspanning

 

Het kind leert op zichzelf te vertrouwen

Als een kind opgroeit gaat hij de wereld verkennen. Hij kan zo ervaren wat bij hem past en wat niet. Dit vind ik leuk en dat vind ik stom, dat kindje is leuk en die niet. Kinderen bewegen van nature naar iets toe wat goed voelt en bewegen af van dingen die niet goed voelen. Jonge kinderen zijn daar erg direct in. Soms tot schaamte van ouders ( die veel meer "weten" wat hoort en wat niet). Jonge kinderen zijn op zichzelf gericht en nog niet zo bezig met de gevoelens van een ander. Dat leren wij hem als maatschappij door regels te stellen, grenzen te stellen en uit te leggen. Als dit gebeurt met respect voor het eigene van het kind, leert het op zichzelf te vertrouwen. Bij het ouder worden gaat het kind steeds meer zijn eigen ruimte innemen. De zelfstandigheid neemt toe, maar de behoefte aan de ander blijft ( al lijkt dit niet altijd zo ).

Afstemmen

Gaandeweg leert een kind zijn eigen behoeften af te stemmen op die van een ander. Dat is ook nodig. Als het in evenwicht is kan je je eigen behoeften uitspreken, grenzen bewaken, zeggen hoe je dingen ziet, ruimte maken voor jezelf: bv door rust te pakken, te ontspannen, die leuke opleiding te doen, verantwoordelijkheden te delen, grenzen te stellen. Maar je hebt ook oog voor de verlangens van de omgeving. Kortom: er is verantwoordelijkheid en ruimte voor jezelf en voor de ander. Het is handig zelf op het vasteland te staan voor je iemand uit het water haalt. Van hieruit ontstaan diepere vriendschaps- en liefdesrelaties waarin je leert gevoelens te delen, je kwetsbaar op te stellen.

 

Hechtingsbehoeften:


Niet alleen kinderen maar ook als volwassenen hebben we de behoefte aan een ander. De hechtingsbehoefte blijft.

Ieder mens heeft de volgende hechtingsbehoeften:

  • behoefte aan acceptatie
  • behoefte aan nabijheid
  • behoefte aan begrip
  • behoefte om belangrijk gevonden te worden
  • behoefte om geliefd te worden
  • behoefte dat de ander goede dingen in je ziet
  • behoefte om gezien te worden

 

Als hierin in voldoende mate gevoed wordt, ontstaat er veiligheid en voel je je vrijer. Een gezonde emotionele afhankelijkheid geeft dus meer veiligheid om het leven met vertrouwen tegemoet te treden. Door verbinding ontstaat een innerlijk gevoel van “ik ben goed”. Als het “ik ben goed gevoel” ontwikkeld is, blijven de hechtingsbehoeften maar kun je beter omgaan met verschillen, durf je meer bij jezelf te blijven en op jezelf te vertrouwen. Er zijn ook veel mensen die alleen op zichzelf vertrouwen, maar zich daardoor emotioneel loskoppelen. Dat lijkt heel autonoom, maar is eigenlijk een beschermingsreactie.



Verbondenheid is gekoppeld aan autonomie.

 

Bij relationele spanning, nu of mogelijk ook uit het verleden is er meer gevoeligheid voor:

  • angst voor afwijzing
  • angst om verlaten te worden
  • angst om te falen, niet te voldoen
  • angst om niet gewaardeerd of geaccepteerd te worden
  • angst om gecontroleerd te worden

 

Op jezelf gericht of juist erg op de buitenwereld?:

Als emotionele verbinding er onvoldoende is of is geweest zie je beschermings- of overlevingsreacties Dit kan de vorm hebben van individualisatie ( op jezelf terugtrekken/ afsluiten ) of juist heel erg gericht zijn op de buitenwereld.

 

Individualisatie uit zich bijvoorbeeld in: Je doet alles zelf, geen hulp vragen, niet kwetsbaar mogen zijn, je hard opstellen, geen oog voor behoeften van een ander, je storten op je werk, teveel controle willen hebben, dichtbij contact afhouden.


Het op de buitenwereld gericht zijn kan zich uiten in: heel hard werken, zorgen, jezelf wegcijferen. Maar soms ook door te controle te hebben of je veel bemoeien met van alles en nog wat.

 

Hoe werkt dit door binnen de haptotherapeutische begeleiding?

Om meer verbondenheid te kunnen ontwikkelen gebruiken we thema’s als: samen en alleen, de ander toelaten, nabijheid ervaren, zachtheid, ontvangen en geven, steun ontvangen en geven, ruimte voor jezelf en de ander


Met betrekking tot het ontwikkelen van meer autonomie werken we met thema’s als: eigen beweging beluisteren en volgen, eigen kracht voelen, ruimte voor jezelf ervaren, luisteren naar wat jij nodig hebt, ervaren van bevestiging, in contact letterlijk en figuurlijk met jezelf en van daaruit het contact met de ander aangaan of niet, zelf het stuur in handen hebben, regie nemen enz.

 

Autonomie wordt beschreven als vrijheid van de menselijke wil of de ervaring van vrijheid van keuze.

Autonomie is te onderscheiden in twee vormen: liberale autonomie en innerlijke autonomie.

Innerlijke autonomie heeft als belangrijkste kenmerken:

  • Vrijheid in relatie met beperkingen,
  • bewustzijn van eigen authenticiteit
  • de ervaring hebben eigen keuzes te kunnen maken
  • ontwikkeling in relatie met anderen en met eigen ervaringen en waarden.

 

Innerlijke autonomie is van toepassing in de ontmoeting tussen mensen of tussen mensen en systemen, en zegt iets over hoe iemand zich verhoudt tot anderen (De Vries, 1998, 2006).

Achter deze definitie van autonomie schuilt de visie dat ziekten en klachten belangrijke ontwikkelingsmomenten zijn, en dat gevolgen van ziekten bestaansproblemen zijn. Autonomie is te zien als een innerlijk vermogen en een voortdurend ontwikkelingsproces. Om autonomie te kunnen ontwikkelen heeft iemand een toenemende mate van ikbewustzijn en wil nodig. Deze ontwikkeling (en daarmee dus de ontwikkeling van autonomie) kent verschillende fasen: van speelbal tot innerlijke autoriteit.


Liberale autonomie: Hiermee wordt bedoeld dat de beslissingsvrijheid bij de mens ligt, waarbij de mens tot zijn keuze komt op een individuele, weloverwogen en zelfstandige wijze. Dit veronderstelt een bepaalde mate van competentie, bewustzijn en rationaliteit (Overvoorde, 1988)

Uit: Van Dokkum, A. (2011). ‘Van overleven naar leven’. Geraadpleegd op databank Vaktherapie

Cookies & Privacy | Foto’s kinderhaptotherapie en kindercarroussel: Rachida de Guchteneire | Ontwerp & Realisatie door BetereKommunicatie.nl